Step

han Kraan©
klik hier en voeg deze site bij uw favorieten
home

Curriculum Vitae
Biografie
Producten
_________

Weblog
Genre
Onderwerp
_________

Links
Contact
Fotogalerij

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

Onderstaand artikel is op 10 juni 2006 verschenen in nummer 3 van het tijdschrift Mens en Melodie.

Balfolk dansen op traditionele Nederlandse melodieën
Het gebruik van oude bronnen in nieuwe volksdansrage

Nederlanders zijn altijd een beetje jaloers op de Bourgondische inborst van onze zuiderburen. Steeds vaker nemen we deze gewoontes over. Uitbundig eten en drinken hebben echter zo hun nadelen: we groeien in rap tempo dicht. Hoe komt het toch dat die Fransozen doorgaans zo slank blijven? Het geheim zit niet in wijn of gebraad, maar in dansen. Volksdansen om precies te zijn, op een Balfolk; ongedwongen feesten op oude en nieuwe dansmelodieën, live gespeeld op trekharmonica, doedelzak, viool of draailier. Het liefst akoestisch, dus zonder elektrische versterking. Balfolk is ongekend populair in Frankrijk en België. Het verovert nu Nederland. Oubollig? Welnee! Het zijn vooral jongeren die zowel dansen als spelen. De senioren onder de folkmuzikanten omarmen deze onverwachte aandacht voor traditionele melodieën met vreugde.

OUDE WIJN IN NIEUWE ZAKKEN
Marita Kruijswijk (59) is haar leven lang al folkmuzikant, maar groeide op met klassieke muziek. Haar eigen interesse gaat uit naar middeleeuwse en Renaissancemuziek, maar tijdens haar studie Muziekwetenschap in Amsterdam, in het midden van de jaren zestig, raakt ze steeds meer geïnteresseerd in wereldmuziek. Ze studeert af in etnomusicologie en concludeert dat het met de Nederlandse ‘wereldmuziek’ droevig gesteld is. Als actieve muzikant brengt ze daar eigenhandig verandering in. Samen met anderen begint ze De Perelaar, één van de eerste groepen die zich specialiseert in Nederlandse traditionele liederen en dansen. Als wetenschapper weet ze de weg naar oude handschriften en ontfutselde menig deuntje aan soms eeuwenoude muziekboeken.

Wereldmuziek is alle niet-westerse kunstmuziek en alle volksmuziek (dus ook Nederlandse volksmuziek). Het is dus de muziek die niet valt onder de westerse kunstmuziek. In eigen land wordt Nederlandse volksmuziek meestal niet aangeduid als wereldmuziek, maar in het buitenland is dat vaak wel het geval. Folk is westerse (dus ook Nederlandse) volksmuziek zoals die sinds de revival van de jaren 70 gespeeld wordt door muzikanten, die niet uit de volksmuziektraditie van het platteland voortkomen, maar vaak hoger opgeleide stedelingen zijn. Kortom, zowel Nederlandse volksmuziek (uitgevoerd door een folkloristische groep van het platteland) als Nederlandse folk (uitgevoerd door stedelingen) kunnen beide aangeduid worden als Nederlandse wereldmuziek.

Twee jaar geleden komt Kruijswijk in contact met het verschijnsel Balfolk. Ze maakt dan al bijna dertig jaar traditionele Nederlandse muziek met Marian Nesse. Als ‘Marianta’ spelen ze op een Balfolkavond in Groningen. “Wij proberen altijd al de muziek uit oude bronnen te vertalen naar ons moderne gehoor, maar wel in een traditionele stijl en met deels oorspronkelijke instrumenten. Tijdens het Balfolk kwam daar een nieuwe dimensie bij. De dansers hielden zich helemaal niet aan strakke regels en dansten bijvoorbeeld een Cercle, een tovercirkel, terwijl wij een Madlot speelden. Onze speurtocht in nationale en internationale archieven over hoe vroeger op een bepaalde melodie gedanst werd, deed er even niet toe. Balfolk is een kwestie van doen, waarbij je niet nadenkt over historisch verantwoorde pasjes. Balfolk is feest.” aldus Kruijswijk.

DE OORSPRONG VAN BALFOLK
Balfolk kent in Frankrijk een lange traditie. Het is vooral populair op het festival van Saint-Chartier, een dorp ongeveer honderd kilometer ten zuiden van Bourges in Frankrijk. Een flink deel van de meer dan tienduizend bezoekers komt uit de lage landen. Zij raken al snel verslaafd aan het nachtenlange zwieren op de verschillende houten dansvloeren. Het festival is georganiseerd rond een markt van traditionele muziekinstrumenten, waardoor er ook altijd veel folkmuzikanten zijn. Zij vormen spontaan orkesten die de nachtelijke bals begeleiden.

Folk is de laatste jaren erg populair in Vlaanderen en daar ontstaat zes jaar geleden geheel in de sfeer van Saint-Chartier het verschijnsel ‘Boombal’. Dat gebeurt min of meer per ongeluk. Een groepje cursisten rond muzikant Wim Claeys van de folkgroep Ambrozijn, zoekt dansers voor de deunen die ze geleerd hebben. In september 2000 is in een oude meubelmakerij in de Boomstraat in Gent het eerste bal. Een handvol dansers draaien hun rondjes op de muziek van het accordeongezelschap. Al snel bezoeken zo’n 500 mensen dit maandelijkse ‘Boom’bal. Vanaf 2002 is er een soort organisatiestructuur van muzikanten en dansers, die overal in België cursussen en bals gaan organiseren. De rage is geboren.

Om het bal gemakkelijk toegankelijk te maken voor zowel dansers als muzikanten, gaat het om een beperkt aantal eenvoudige dansen: de scottisch, de bourrée, de polka, de cercle, de andro, de mazurka, de jig en de wals. De dansen gaan in paren, in cirkels of in rijen. Deze Balfolkdansen zijn algemene Noordwest Europese volksdansen in een versie zoals ze tot op heden in Frankrijk bekend zijn.

Voorafgaand aan een bal is er een korte dansinstructie. Het concept werkt: Boombal heeft zich in Vlaanderen ontwikkeld tot een nieuwe vorm van disco. Tieners bevolken massaal de dansvloeren en geven de oude dansen nieuwe elan. Er ontstaan talloze muziekgroepen van vaak jonge muzikanten die op Boombals spelen. De bestaande melodieën vragen al snel om meer uitdaging, zodat muzikanten nieuwe dansmelodieën gaan schrijven of bijvoorbeeld elementen uit de Jazz toevoegen.

De Belgische boombalgekte slaat al gauw over naar de noorderburen, waar het de naam Balfolk krijgt. Momenteel is er in Nederland bijna elk weekend wel ergens een Balfolk; de meeste in het zuiden maar de rest van het land volgt in rap tempo. Er komen steeds meer jongelui op deze dansavonden af en Nederland kent een vaste scene van liefhebbers die van bal naar bal trekt. Ook pakken de jongeren steeds vaker een viool of trekharmonica en ontstaan balfolkbandjes.

Natuurlijk slaan de folkmuzikanten en volksdansers van de eerste folkrevival van dertig jaar geleden, dit verschijnsel met verbazing en plezier gade. Ze zien hun kans schoon om eindelijk een breder publiek aan te spreken. Samen met de jongeren vormen ze een even gemêleerd als vrolijk gezelschap. Sommigen proberen het Balfolk te verrijken met oude Nederlandse dansmelodieën. Deels komen deze deunen van oude elpees en cd’s, bijvoorbeeld van de Perelaar; deels struinen mensen als Marita Kruijswijk in oude handschriften en muziekboeken.

OUDE HANDSCHRIFTEN
“Toen wij in 1976 met de Perelaar begonnen, namen de meeste groepen materiaal van elkaar over en voorzagen het van een eigen arrangement. Wij wilden dat niet en bestudeerden oude bronnen in bibliotheken. Zo zochten we bijvoorbeeld jarenlang in het Nederlands Volksliedarchief, opgezet door Ate Doornbos. Dit archief is nu onderdeel van het P.J.Meertensinstituut. Daar was toen genoeg te vinden, en dat is nog steeds zo.” aldus een gedreven en enthousiaste Kruijswijk. “We maakten vooral gebruik van de handschriften van Visser 1 en Kiers 2 uit Friesland. Daar staan heel veel schotsen in, die je op een heel swingende manier kunt bewerken en spelen.”

De vraag is hoe vroeger op die oude deunen werd gedanst. Dat is voor de meeste Nederlandse dansen onbekend. De muzieknotatie in oude Nederlandse bronnen is niet alleen heel eenvoudig, maar er wordt ook bijna nooit een dansbeschrijving gegeven. Nederlandse etnologen zijn daarom gedwongen om over de grens te kijken. “Bepaalde dansmelodieën en dansen waren op een gegeven moment mode in heel Noord-Europa. Voor de Nederlandse dansmelodieën maken we daarom een reconstructie, waarbij we kijken hoe in het buitenland gedanst wordt op vergelijkbare melodieën. Ook bestuderen we de dansen in streken waar de volksdanstraditie in Nederland heeft overleefd, zoals op Terschelling.” In 1982 schrijft Kruijswijk het boekje Hopsa 3 met de melodieën uit oude Nederlandse handschriften en bijbehorende dansen. Het naspeurwerk heeft Kruijswijk overigens nooit als ‘wetenschappelijk’ gepresenteerd. “We bewerkten de oude melodieën en improviseerden ermee, omdat we ze vooral zagen als een leuk muziekgenre voor dansen en feesten. We maakten hedendaagse muziek.”

DE PRAKTIJK
Na de Perelaar speelt Kruijswijk in de ‘1 ste Hollandse dansband’, een folkrockband met elektrische instrumenten. De melodieën krijgen zo een modern geluid en het is relatief gemakkelijk om het publiek mee te krijgen en er op te laten volksdansen. Elke dans moet echter aangeleerd worden. “Wanneer je steeds uitleg geeft, blijft het een soort les-achtige situatie. Daardoor is er geen sprake van een feest of dansavond zoals in vroeger tijden. Midden negentienhonderd kende iedereen de dansen, en anders keek men ze af. De orkesten speelden deun na deun, zoals het hoort op een feestavond.”

De muzikanten Kruijswijk en Nesse verhuizen naar Friesland en blijven initiatieven voor volksdansfeesten ontplooien, maar altijd blijkt die cursussfeer een dompertje op de feestvreugde. Bij Balfolk is dit probleem opgelost: voordat het eigenlijke bal begint is er een uur dansinstructie. Dat is meer dan genoeg omdat het bij Balfolk immers om een beperkt aantal dansen gaat. Bovendien is de dansstijl losjes; het gaat niet om het strikt volgens de regel uitvoeren van pasjes. Eenmaal van start, is er tijdens het bal geen uitleg meer en zwieren de dansers aan één stuk door.

NEDERLANDSE DANSMELODIEËN
Bij Balfolk valt voor Kruijswijk veel op z’n plek. Alleen spelen de meeste Balfolkgroepen hoofdzakelijk Franse of andere West-Europese melodieën en maar weinig Nederlands. “Toch is er geen belemmering om Nederlandse dansmelodieën te spelen”, vertelt Kruijswijk. “De dansen zelf werden in heel Noord-West Europa gedanst, dus ook in Nederland. Het is dus prima om een bourrée of jig te dansen op een Nederlandse dansmelodie.

Een illustratief voorbeeld is de Nederlandse dans de ‘Sleiver’. Die komt oorspronkelijk uit Duitsland maar staat ook in oude Nederlandse handschriften. Er was echter geen dansbeschrijving bewaard. In buitenlandse archieven vond Kruijswijk die uitleg wel. Vervolgens heeft ze die danswijze in Nederland geïntroduceerd. Verschillende volksdansgroepen dansen nu op die manier een Sleivermelodie. “Toen we een Sleiver op een Balfolkavond speelden, werd er tot onze verbazing een Mazurka op gedanst. En dat gaat uitstekend. Het maakt bij Balfolk dus niet uit dat de één een Sleiver danst zoals het volgens de overlevering hoort, terwijl iemand anders er een Mazurka van maakt.”

ONUITPUTTELIJK BRONMATERIAAL
Het hoeft ook niet zo moeilijk te zijn om te zoeken naar oude Nederlandse dansmelodieën. Er verschijnen regelmatig boeken met verzamelingen van melodieën waar de dans bij gezocht is. Ook worden oude Nederlandse handschriften opnieuw uitgegeven. Zo is kortgeleden het boekje van Balmer 4 uit 1801 heruitgegeven onder redactie van Jos Koning. Andere (her)uitgaves zijn bijvoorbeeld het in 1998 teruggevonden manuscript van Beukema 5 (1850), het Musyckboek van Hanekuijk j6 (1702) en Hollantsche Schouburgh 7 (1697-1716). Marita Kruijswijk put zelf graag uit ‘Oude en Nieuwe Hollantsche Boerenlietjes en Contradansen’ 8 (1701-1716) maar de heruitgave hiervan uit 1972, is moeilijk te vinden. Nog lastiger ligt het bij oud materiaal dat nog niet is heruitgegeven, zoals het handschrift van Klok 9 of Sikkema 10, daarvoor moet een muzikant echt de archieven in.

“Het materiaal uit die boeken is nog lang niet uitgeput. Hierin vind je schotsen, madlots of madelots, bourrées en menuets die luisteren naar grappige namen als De Stinkpot, Bockxvoetje, Brandewijn met Suiker of Luchtige Maagden,” aldus Kruijswijk. “Daar is heel goed op te dansen. Aan een hoofdmelodie veranderen we nauwelijks iets. Het tempo en de accenten moeten natuurlijk wel zodanig zijn dat er goed op gedanst kan worden. Dat kan prima, omdat we het tempo van die 17 e eeuwse melodieën niet kennen. Er staat bijvoorbeeld geen metronoomgetal bij. Van het rijtje Balfolkdansen komt alleen de ‘andro’, een Bretonse rijdans, niet in Nederlandse handschriften voor.”

ARRANGEREN
“In de oude handschriften staat vaak alleen een eenstemmige hoofdmelodie. Het is niet eenvoudig daar iets leuks van te maken. In eerste instantie klinkt zo’n melodie heel saai. Dat komt omdat het zo simpel is genoteerd. Speellieden waren toen niet in staat om alle details en versieringen op te schrijven. Er staan ook geen accenten bij. Je moet het deuntje dus een paar keer spelen om je te kunnen voorstellen welke sfeer je ermee kunt oproepen, welke wendingen je de melodie kunt geven, waaruit de begeleiding moet bestaan en welke arrangementen mogelijk zijn. De meest simpele melodielijn is interessant te maken door het gebruik van spannende akkoorden, meerstemmigheid en accenten. Daarnaast is het van belang om te weten hoe de verschillende volksmuziekstijlen moeten klinken. Bij het arrangeren van een nummer blijft de oude melodie het uitgangspunt, bovendien moeten de kenmerken van de dans aangehouden houden. Zo is een scottisch bijvoorbeeld altijd een veelvoud van vier maten en heeft een andro een even aantal maten. Bij zo’n oud Nederlandse melodie moet dan soms een maat extra gespeeld worden.”

MUSICEREN MET EEN MISSIE
Marita Kruijswijk en Marian Nesse hebben hun Nederlandse dansen nu op een aantal Balfolks gespeeld. De meeste dansers maakt het echter niet uit waar de dansen vandaan komen, zolang de voetjes maar swingend van de vloer kunnen. Onder muzikanten is meer belangstelling. De toenemende belangstelling voor oude Nederlandse dansmuziek bij Balfolk blijkt ook tijdens een cursusweekend van de Stichting Volksmuziek Nederland in maart. Kruijswijk en Nesse geven hier goedbezette workshops over het gebruik van oude Nederlandse bronnen voor Balfolkdansen. De deelnemers krijgen allemaal een lijst mee naar huis met vijftien oude handschriften en muziekboekjes met Nederlandse dansmelodieën. Kruijswijk en Nesse hopen dat balfolkmuzikanten ook daadwerkelijk in deze geschriften gaan grasduinen. “Zou het niet prachtig zijn als deze rage uit het zuiden, hier een nieuwe traditie wordt met wortels diep in de Nederlandse volksdansgeschiedenis?”

Meer informatie op www.balfolk.nl

Bronnen
1 Het Vioolboek van Wieger Michiels Visser, Friesland, samengesteld tussen 1817-1821; opnieuw uitgegeven door Lookman en Lotz bij de SVN in 1992. Het oorspronkelijk handschrift bevindt zich in het Fries Historisch en Letterkundig Centrum Tresoar.

2 Muzykboek van Andries Kiers Friesland uit 1864; opnieuw uitgegeven door J.”Rimmer, RUG Groningen 1978. Het oorspronkelijk handschrift bevindt zich in het Fries Historisch en Letterkundig Centrum Tresoar.

3 ‘Hopsa en 25 oude en gereconstrueerde Nederlandse dansen’ door Marita Kruijswijk. Uitgegeven in 1982.

4 Het muziekboek van Balmer, volksmuziekboek van Carel en Willem Balmer (1801, Den Haag) met 48 melodieën. Heruitgave door Stichting Volksmuziek Nederland (SVN) (2006) met uitgebreide achtergronden door Jos Koning. Het oorspronkelijke document bevindt zich in de Toonkunst-collectie van de Amsterdamse Openbare Muziekbibliotheek.

5 Muziekstukken van Beukema, 40 traditionele Groningse dansmelodieën van rond 1850. Flip Rodenburg van de Groningse muziekgroep Törf ontdekte het handgeschreven manuscript van schoolmeester Beukema in 1992. In 1998 gaf de groep Törf het manuscript als boek uit, samen met een cd. Het handschrift ligt in het Openluchtmuseum ‘Het Hoogland’ te Warffum, Groningen.

6 Het Musyckboek van Hanekuijk, 182 melodieën van rond 1702. Geredigeerd door Jos Koning, Uitgegeven door SVN (1999) Het oorspronkelijke boek is te vinden in de bibliotheek van het Instituut voor Muziekwetenschap van de Rijksuniversiteit van Utrecht.

7 Hollantsche Schouburgh, Verzameling van 442 melodieën uit de periode 1697-1716. Heruitgave door uitgeverij Drie Koningen. (2003) Het geschrift ligt in de muziekbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.

8 Oude en Nieuwe Hollantsche Boerenlietjes en Contradansen, met 996 melodieën uit de 16 e en 17 e eeuw (Amsterdam 1701-1716) Heruitgave Frits Knuf, Buren 1972. De oorspronkelijke uitgave is in de Toonkunstbibliotheek te Amsterdam.

9 Jan Azn Klok (Noord Holland, 1884-1890) Nederlands Volksliedarchief in het Meertens Instituut te Amsterdam.

10 K.J.Sikkema (Friesland ca 1840) Applicatie voor de fluit. Het handschrift wordt bewaard in het Fries Historisch en Letterkundig Centrum Tresoar


home weblog curriculum vitae artikelen producten links contact