Step

han Kraan©
klik hier en voeg deze site bij uw favorieten
home

Curriculum Vitae
Biografie
Producten
_________

Weblog
Genre
Onderwerp
_________

Links
Contact
Fotogalerij

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

 


Een portret van het Fries jacht de 'Anna' en haar bouwer

In opdracht van het tijdschrift 'De Spiegel der Zeilvaart', schreef Stephan Kraan een uitgebreid en gedetailleerd verhaal over de botenbouwer Erik Slagmoolen en de bouw van het Fries jacht de 'Anna'. Erik Slagmoolen is een uiterst gedreven botenbouwer van historische ronde vaartuigen. Het maken van houten boten zat hem in de genen en nu is hij restaurateur van het Zuiderzeemuseum. Ook bouwt hij in zijn eigen werkplaats kleine traditionele houten schepen als Staverse Jollen. De bouw van het Fries jacht de 'Anna' is in meerdere opzichten een heel speciaal project. Het artikel wordt geplaatst in twee delen.



'Een ander hanteert een duimstok; ik een schuifmaat'

Botenbouwer Erik Slagmoolen is sterk in detail

Het Friese jacht de ‘Anna’ is ongeveer het tweehonderdste eikenhouten schuitje dat Erik Slagmoolen (54) gebouwd heeft. Op zijn vierde stond hij bij scheepsbouwers in het gehucht Woerdense Verlaat (ZH) te kijken en wist het toen al zeker: ik word later scheepsbouwer. Slagmoolen heeft nu achter zijn huis in Andijk een kleine werkplaats, waar hij vooral Jollen en roeiboten maakt; en Tjotters, Boeiers en Friese jachten restaureert. Bescheiden, gedreven en een feilloos fotografisch geheugen kenmerken zijn persoonlijkheid. Het bedrijf houdt hij bewust kleinschalig en levert kwaliteit tot in het kleinste detail. Zijn gedegen historische kennis en ongeëvenaarde vakbekwaamheid spreken uit elk spaander van de ‘Anna’.


Erik Slagmoolen bij zijn Fries jacht. Klik op de foto.

Het idee voor de ‘Anna’ stamt uit begin jaren negentig als vriend en scheepsarchitect André Hoek een Fries jacht wil kopen. Het blijkt bijna onmogelijk om één van de nog twintig resterende jachten te bemachtigen. De eigenaren leven voor hun bootje en alleen bij overlijden komt er wel eens eentje in de verkoop. Hoek besluit daarom een Fries jacht te laten bouwen. Slagmoolen kent alle Friese jachten die er zijn van binnen en van buiten. Bovendien heeft hij als restaurateur van het Zuiderzeemuseum toegang tot oude archieven. Hoek, tegenwoordig scheepsarchitect en ontwerper van grote zeiljachten, begon ooit met het ontwerp van een Lemsteraak van 13 meter. Hoek en Slagmoolen combineren de beste eigenschappen van verschillende bestaande jachten in één nieuw schip. Tijd speelt geen rol: de Anna moet het mooiste, scherpste en best zeilende Fries jacht worden. Uiteraard binnen de normen die het Stamboek aan zo’n type stelt. Ook geld speelt geen rol, zolang het doel maar wordt gehaald. Daarom bouwt Slagmoolen het jacht in de verloren uurtjes. De bouw ligt op een gegeven moment zelfs twee jaar stil vanwege andere opdrachten.

Hoek werkt de ideeën voor de Anna uit op de tekentafel. Slagmoolen maakt er telkens halfmodellen van. Vier jaar lang duurt de ontwerpfase. De kleine aanpassingen zitten in de vorm van de zeeg, die niet te vol moet zijn; de lijn van het schip; de plaats van de mastbalk en de gepiekte bodem. Belangrijk is hoe het achterschip straks het water loslaat. Er mogen geen golven en wervelingen zijn, als het schip door het water ploegt. Het zeilpunt is ook zo iets. Dat moet zodanig zijn dat als je het roer loslaat, het schip een beetje oploeft. “Een schip is als een vrouw: het gaat om de perfecte rondingen.”, aldus de gedreven Slagmoolen. Hoek tekent in het ontwerp enkel de lijnen van het nieuw te bouwen Fries jacht. De details laat hij aan de bouwer over. Slagmoolen tekent nooit iets uit. Hij weet tot in de finesses hoe een Fries jacht eruit ziet en heeft alle rondingen en lijnen precies in zijn hoofd zitten.

Hout verzamelen

In 1994 keurt de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten het laatste ontwerp van de Anna goed en kan de bouw beginnen. Het benodigde eikenhout heeft Slagmoolen dan allang rond zijn huis verzameld. Zijn houthandelaren weten precies wat voor eiken stukken hij nodig heeft. Het gaat bijvoorbeeld om meer dan een halve meter brede en meters lange ‘planken’ van 8 centimeter of dikker. Zeldzamer zijn de krommers die Slagmoolen voor spanten gebruikt. Niet zelden koopt Slagmoolen oude eiken als ze nog staan. Die laat hij dan zagen, maar het duurt jaren voordat hij het hout ook kan gebruiken. Eikenhout moet een jaar drogen voor elke duim dikte.

<-klik op de foto hiernaast voor meer houtpraat)

Slagmoolen kent de puzzelstukjes die samen een schuit vormen, uit zijn hoofd. Hij weet precies hoe hij de onderdelen uit welke stukken hout kan halen. Daar heeft hij geen meetlat of opschrijfboekje voor nodig. Botenbouw zit Slagmoolen in het bloed. Op zijn negende bouwt hij zijn eerste houten kano. Helemaal met de hand, zoals hij gezien had bij de scheepsbouwers in het gehucht waar hij opgroeide. Machines waren er niet. Als hij 15 is, bouwt en verkoopt hij zijn eerste Piraatjes. Gereedschappen leent hij van zijn vader en bij de buren. Een jaar later gaat hij eiken roeiboten maken. Dan al struint hij bij de houthandelaren rond om geschikt hout te vinden. Hij koopt eerst gezaagd hout maar gaat daarna over op stammen die hij laat zagen. Nat hout is immers goedkoper. Hij leert in de praktijk dat zo’n stam recht moet zijn en niet getordeerd. Een plank van een getordeerde, om zijn as gedraaide, stam scheurt bij het branden.

De eerste Jol

Als Slagmoolen 17 is, vraagt zijn oudere broer of Slagmoolen een Staverse Jol voor hem wil bouwen. Al jaren zijn ze beiden gegrepen door die oude scheepjes. Op twaalfjarige leeftijd, maken ze vanuit hun woonplaats in Zuid-Holland lange fietstochten naar het IJsselmeer. In havens als Muiden bekijken ze de oude Botters en andere traditionele houten boten. De grote broer droomt van varen. Slagmoolen is niet geïnteresseerd in zeilen, maar gaat helemaal voor de constructie van de houten vaartuigen. Hij staat ernaar te kijken met altijd de vraag in zijn hoofd, hoe hij zoiets zelf kan maken. Al gauw ontdekt hij zijn fotografisch geheugen: als een constructie eenmaal in zijn hoofd zit, wordt het er vastgeklonken en opgeslagen. Daarna kan hij dit minutieus reproduceren. Niet alleen boten, maar bijvoorbeeld ook motoren, beelden of de routes die ze fietsen; als het hem maar interesseert.

Andere jongens van de LTS gaan de bouw in. Slagmoolen wil alleen maar boten bouwen van hout. Maar dat soort werven zijn er dan nauwelijks meer. Via een advertentie komt hij als 15 jarige jongen bij Fokker terecht. Daar maakt hij zes jaar lang modellen van de vliegtuigen. Die komen geschilderd als relatiegeschenk op de bureaus van vliegmaatschappijen terecht. Ook maakt hij er gereedschappen en persmallen. Thuis blijft hij roeiboten maken en dus die Staverse Jol voor zijn broer.

Voor die eerste Staverse Jol, die in 1970 klaar is, heeft Slagmoolen een slechte tekening van iemand gekregen. Zijn vader heeft intussen weliswaar wat boeken aangeschaft, maar er is niemand die hem kan vertellen welke bouwprocedures er gevolgd moeten worden. De manier waarop hij zelf uitgedokterd heeft hoe hij zo’n boot in elkaar moet zetten, werkt echter perfect. Voor een ander is zo iets een onmogelijke puzzel; voor Slagmoolen is het alleen maar logisch hoe een ronde platbodem in elkaar steekt en gebouwd moet worden.

Hij legt een kielbalk en bouwt de romp om hulpspanten heen. Precies zoals hij het nu nog doet. Hij leert zichzelf het branden en koelen van de planken om de juiste rondingen te krijgen. Het gaat allemaal meteen goed. De meeste moeite heeft hij met de bovenste gangen van de Jol, die gekromd en getordeerd moeten zijn. Nu nog, anno 2005, voldoet Slagmoolens eerste Staverse Jol aan de eisen die het Stamboek stelt.

Zijn droom om in de houtenbotenbouw te werken, komt toch nog uit als het Scheepvaartmuseum Amsterdam hem na die Jol vraagt als restaurateur. Op de museumwerf ‘t Kromhout repareert hij de oude houten schepen. Hij restaureert bijvoorbeeld in 1974 het Fries jacht de ‘Drie Gebroeders’ uit 1897. Hij bouwt ondermeer de snik ‘De Herinnering’ (1980), die nu nog in Dokkum vaart.

Na acht jaar vraagt het Zuiderzeemuseum hem als scheepsrestaurateur en voor het onderhoud van de 90 schepen in Enkhuizen. Hier herstelt hij vanaf 1982 eerst voornamelijk ijzeren schuiten. Net als op de ’t Kromhout werkt Slagmoolen voornamelijk alleen. Later doet hij ook hier de houten boten. Momenteel is hij bezig met de eindfase van de oudste boeier van Nederland, de Tjet Rixt uit 1843. Slagmoolen is drie dagen per week in het Zuiderzeemuseum. De andere dagen bouwt hij thuis in Andijk roeiboten en Jollen; restaureert hij Tjotters, Friese jachten en andere boten. Slagmoolen doet ook veel houtsnijwerk. Behalve lofwerk maakt hij beelden van teakhout. De overbekende leeuwtjes voor op het roer, maar bijvoorbeeld ook grote aalscholvers met de vleugels wijd. Slagmoolen maakt de houten beelden in soorten en maten net zolang als hij de bootjes bouwt.

Slagmoolen begint in 1994 te bouwen met de Anna. De kielbalk wordt neergezet en het breedste hulpspant komt erop. Niet alle Friese jachten hebben een kielbalk maar het is wel veel steviger en het schip is er sneller mee. Het gebruik van hulpspanten is typisch Nederlands. Dat komt omdat traditionele Nederlandse scheepjes rond zijn. Een Fries jacht heeft een extreem bolle vorm. Bij de stevens staan de gangen van stuurboord en bakboord bijna in het verlengde van elkaar. In veel andere landen maken ze houten boten veel scherper en plaatsen ze de huid direct op de spanten. Dat is eigenlijk veel gemakkelijker. Een voordeel van de Nederlandse bouw is dat het regen- en lekwater en beter weg kan en er meer lucht door het ruim stroomt. Het water stroomt naar het diepste punt vanwaar het weggepompt wordt. Er is daardoor minder rot. Bij buitenlandse schepen blijft het regenwater tussen de spanten staan.

Slagmoolen weet als jochie, bij het zien van die ronde scheepjes in Muiden, meteen dat er hulpspanten gebruikt moeten zijn bij de bouw. Hulpspanten worden er vervolgens uit gehaald als de gangen mooi op hun plek zitten. Ze worden dan vervangen door wrangen (liggers) en spanten. Slagmoolen gebruikt deze methode ook bij zijn eerste Jol, die hij bouwde voor zijn broer. Later leert hij uit de boeken die zijn vader voor hem meebracht, dat het inderdaad de goede bouwwijze is.

Voor een Fries jacht zijn acht hulpspanten nodig. Die geven meteen de vorm van de boot weer, de zeeg van het schip. Ze moeten daarom nauwkeurig gemaakt zijn. De bodem van Friese jachten kan rond, vlak of gepiekt zijn. De bodem van de Anna is gepiekt wat je al bij de hulpspanten kunt zien. Een gepiekte bodem is sterker en sneller.

 

Het branden van de gangen

Om de hulpspanten komt de huid. De planken waarmee de huid gemaakt wordt, heten gangen. Het buigen van de eikenhouten planken gaat met branden. Bepaalde plekken maak je heet, andere ga je koelen en de plank trekt krom. De kunst is natuurlijk om met de juiste temperatuur en snelheid zodanig te branden dat de goede kromming in één keer bereikt wordt. Voor een gewone kromming gebruikt Slagmoolen een stuk gebogen koperbuis als mal. De meeste gangen moeten echter ook getordeerd worden. Dat wil zeggen op bepaalde punten om hun as gedraaid. Dat gaat puur op het oog. Vooral de bovenste gangen zijn moeilijk te maken omdat de bolling en tordering daar het grootst zijn.

Slagmoolen heeft verschrikkelijk veel ervaring en verknalt zelden een plank. Het branden doet Slagmoolen buiten de schuur op zijn erf. De plank wordt geklemd in een uitsparing van de paal waar de overkapping van zijn open schuur op rust. Het branden gebeurt met een gloeiend hete gasbrander. In minder dan een kwartier is het bekeken. Het gaat dus snel, maar vooral niet gehaast; want dan gaat het hout later scheuren. Bij goed branden ontstaat er maar een dunne laag verkoling. Met het afmeten van de gangen moet rekening gehouden worden met het afschrapen van dit koolsel. De gangen moeten goed in elkaar passen en precies om de hulpspanten zitten. Als je moet trekken en duwen om een de gang te bevestigen, komt er spanning op het hout. Dan barst het hout bij de eerste de beste botsing met een voorwerp of de wal.

De gangen moeten mooi stroken. Dat wil zeggen overal even breed zijn en gelijkmatig meestromen met de vorm van het schip. De gangen zijn overal rond en vertonen geen rechte stukken. Ook niet aan de uiteinden. Er mogen geen verdikkingen en verdunningen (zakkers) op bepaalde plaatsen komen. Onderaan een paar millimeter dikker, betekent bovenaan een lelijke bult die niet meer te herstellen is.

Af en toe moet er dus even bijgeschaafd worden om de breedte aan te passen en het lijnenspel van de gangen perfect te maken. Slagmoolen bouwt in een zodanige volgorde dat hij nooit in het schip hoeft te klimmen. De vochtigheid van het hout is ook belangrijk. De dikke planken liggen lang te drogen. Te droog is evenmin goed als te nat, in verband met krimpen en uitzetten na de verwerking. De inwendige vochtigheid voor het verlijmen van het eikenhout dat Slagmoolen gebruikt zit rond de 9 procent. Is dat niet het geval, dan gaat het hout sneller barsten.

De Anna is gebouwd voor de duurzaamheid. Daarom is zij geschroefd met roestvrijstalen schroeven. Dat is bij een reparatie makkelijker omdat je de delen zo los schroeft. Ook voorkom je hiermee de bij spijkeren typische zwarte plekken. Gegalvaniseerde spijkers worden namelijk poreus door het zuur van het eikenhout, waardoor ze gaan uitzetten en roesten. Spijkers zitten daarom veel vaster dan schroeven. Na twintig jaar krijg je echter zwarte plekken in het hout en na veertig jaar vallen er gaten in. Daar is niets aan te doen.

Wrangen en oplangers

Het 18 centimeter dikke berghout wordt in 1997 geplaatst op de bovenste huidgang. De hulpspanten zijn dan al vervangen door de wrangen (liggers) en spanten. Deze zijn gemaakt van krommers. Dit zijn dikke stukken eikenhout waar de kromming van nature ingegroeid is. Er kunnen meerdere wrangen uit een breed stuk gehaald worden. Om de krommers precies op maat te maken, gebruikt Slagmoolen een dissel. Vroeger deden scheepsbouwers alles met dit bijltje, terwijl tegenwoordig machines het werk overnemen. Maar met een dissel kun je verrassend snel en nauwkeurig werken. Het op maat maken van de krommers moet op het oog, want meten is onmogelijk. In een wrang achter in het schip, beitelt Slagmoolen zijn initialen en de datum.

Bovenop het berghout komt de brede boeiselgang. De boeiselgang is op zijn mooist als die rondom één kleur heeft en er geen kwasten zitten in de brede en lange stukken. Slagmoolen koopt daarvoor een oude eik die ooit de oprijlaan van een kasteeltje in Ruurlo sierde.

Het boeisel is moeilijk te branden omdat hij overal extreem gekromd en getordeerd is. De hoofdvorm maakt Slagmoolen eerst klaar. Dan is het een hele brandpartij. Het ronden van het hout moet in één keer klaar om valse knikken te vermijden. Het werk is tijdrovend en erg lastig. Het boeisel bepaalt de vorm van de boot.

 

Een deel van het boeisel is ter hoogte van het zwaard dubbel om meer kracht te kunnen opvangen. Dit heet het dik stuk. De krommers of wel oplangers houden het boeisel en het berghout vast.

Bij de mastbank komen extreme krachten samen. Het is de steunconstructie voor de mast en geleidt de energie van de wind en de zeilen, van de mast naar de romp. Om die krachten op te vangen is de mastbalk een halve meter breed en 8 cm dik, iets gekromd en wordt hij ondersteund door zware knieën. De knieën dienen ook om de kracht van de zwaarden op te vangen. Het schip is eigenlijk helemaal om de zware mastbank constructie heen gebouwd. De positie van de mastbank is bijna het enige dat afwijkt van de oorspronkelijke plannen. Computerberekeningen gaven aan dat de mast idealiter iets naar voren moest staan. Uiteindelijk geven Slagmoolen en Hoek de voorkeur aan hun eigenberekeningen en is de bank iets naar achteren geplaatst.

De afwerkfase

Nu het jacht zijn vorm heeft, kan het schip verder worden verstevigd, ingebouwd en afgewerkt. Dat is een tijdrovend en precies werkje. Het houtsnijwerk aan het schip doet Slagmoolen zelf. Lofwerk heet het houtsnijwerk op het boeisel, de hennen- en bedelbalk. Het gaat hem gemakkelijk af. Slagmoolen zal niet gauw als creatief kunstenaar aan de slag gaan. Alle versieringen zijn traditioneel verantwoord. De motieven van de versieringen zijn gekopieerd van andere Friese jachten en zijn van oorsprong ontwikkeld door Van der Zee zelf; de eerste bouwer van Friese jachten. De versieringen van de Anna zijn wat minder uitbundig dan bij oudere schepen.

Bij de afwerking begin je eerst de schroefgaten te dichten. Daarbij is er verschil tussen de gaten onder en boven de waterlijn. Houten doppen gemaakt van eiken in dezelfde kleur als de gangen, zijn het mooist. Er zit echter altijd wat ruimte tussen de dop en de schroefkop. Daar gaat water zitten waardoor het hout makkelijker gaat rotten. Daarom zijn de gaten alleen boven de waterlijn gedopt. Die doppen maakt Slagmolen met een speciale boor. Onder de waterlijn gebruikte men vroeger stopverf met een kleurstof. Dat is wat geler en valt meer op. Slagmoolen doet het met twee componentenlijm gemengd met houtzaagsel. Dat kleurt het beter bij het hout en zo vallen de stops minder op. De lijm zet uit en gaat rond het schroefje zitten, zo komt er geen vocht bij.

Schaven, schuren en lakken

Nadat de gaten gedicht zijn moet de romp opgeschaafd worden. De fijne rondingen van de romp worden uiteindelijk op het oog bij het schaven bepaald. Het grove gebeurt met een machine. Maar omdat er dan heel gemakkelijk te veel af gaat, komen er gauw deuken in. Slagmoolen schaaft daarom het meeste met de hand. Dan kan hij goed zien wat hij doet. Er gaat al gauw een paar millimeter af. Om te zien waar de rondingen nog ongelijkmatigheden en deuken vertonen, smeert hij het hout in met water of terpentine.

Soms laat Slagmoolen het bij het schaven. Dan blijf je de sporen van het schaven zien. Vroeger hadden ze immers ook geen schuurmachines. Toen werd het hout geschraapt met glas. Goed schuren kostte veel tijd en dus veel geld. Dat schuren met glas zo duur was, kun je bij veel oude meubels goed zien. Die zijn aan de voorkant netjes glad maar daar waar het oog niet komt, zie je de sporen van het schaven nog zitten.

Bij vissersschepen als Staverse Jollen bleef het vanwege de kosten bij schaven en schrapen. Maar ook bij de meeste Friese jachten ging het schuren niet zo extreem. Tegenwoordig gaat het schuren machinaal. Ook de Anna is na het schaven machinaal geschuurd. Zij is exact in de rondingen. Je voelt absoluut geen naad tussen de verschillende gangen. De huid van de Anna is superglad. Alleen het schaven en schuren van de Anna kost meer dan honderd uur. Als de geschuurde delen niet meteen worden gelakt, wordt het hout snel weer dof. Het verkleurt en er komen haren op.

De Anna is na het schuren naar een spuitbedrijf in Alkmaar gegaan om afgelakt te worden. Het spuiten van een boot is voor hen nieuw. Het bedrijf is gespecialiseerd in het spuiten van interieurs en piano’s en levert topkwaliteit. Het spuitbedrijf heeft het schip eerst weer geschuurd voordat ze het gingen spuiten. Daarbij is zowel voor de buitenkant als de binnenkant een exclusieve Italiaanse Stoppani lak gebruikt. Deze lak is het modernste van het modernste en ontwikkeld voor Italiaanse speedboten. Het is flexibel en zacht, waardoor het niet krast bij een beschadiging of aanvaring. Het lakwerk is gedurende drie jaar onderhoudsvrij en blijft tien jaar gegarandeerd mooi.

Dat blijkt ook wel want de Anna ziet er nog steeds als nieuw uit, terwijl er vorig jaar uitgebreid mee is gevaren en de lak veel aan zon is blootgesteld. Andere lakken hadden volgens Slagmoolen allang haarscheurtjes vertoond.

Het spuitbedrijf heeft naast de blanke lak, al het groen en de biesjes gedaan. Daarbij is aan de Italiaanse lak wat kleurstof toegevoegd. Als Slagmoolen zelf met de hand verft doet hij een beetje rood bij de groene kleur om het iets zwarter te maken. Dat is wat warmer. Hij heeft dit 40 jaar geleden geleerd van een oude schilder die houten boten schilderde. Bij blauw doet hij daarom een beetje geel om het wat levendiger te maken. Bijmengen kan bij de Anna niet, maar het schuren en lakken gaat erg nauwkeurig. De lak wordt in laagjes aangebracht. Je voelt daar waar de kleuren tegen elkaar aanliggen geen enkele overgang. Normaal is er altijd een randje maar bij de Anna is die overgang superglad.

De kleuren voor de Friese Jachten zijn al zo’n 150 jaar standaard donkergroen, lichtgroen, rood, blauw en wit. Het zijn oude Friese kleuren. De Anna heeft geen blauw. De iets gebroken kleur rood is gebruikt voor details op de hennenbalk. Verder op de koppen van de spanten en de knieën. Dan vallen deze meer op en stoten de bemanningsleden zich er niet aan.

Als de boot terug komt van de spuiterij, brengt Slagmoolen het bladgoud aan. Dat is bij de Anna niet zo uitbundig gedaan als vroeger gebeurde. Het houtsnijwerk van de Hennenbalk en de Bedelbalk is bescheiden en daarmee de hoeveelheid bladgouden versierselen. “Als de zon erop schijnt, moet je het net zien en verder niet”, aldus Slagmoolen.

De banken binnenin het schip zijn van het zachtere vurenhout en dienen meteen als loopplanken. Ze zijn vaak gemarmerd. Ook hier toont zich de traditie van luxe, die bij Friese jachten hoort. Sommige scheepjes waren van binnen helemaal gemarmerd, maar Slagmoolen houdt het bescheiden. Omdat het specialistenwerk is, besteedt Slagmoolen het marmeren uit aan een bevriende schilder. Voor de Anna is gekozen voor zeer gedetailleerd gemarmerd wit, waarbij drie kleuren gebruikt zijn.

Messing en roestvrij staal

Dan gaat het beslag er op. Al het messing beslag wordt geknipt en gemonteerd. Behalve dat het koperkleurige messing, netjes gepoetst, het schip een chique aanzien geeft, dient het beslag ertoe om de kopse kanten van het hout en de verf te beschermen. Het messing komt bijvoorbeeld op het lofwerk van het boeisel en rondom het zwaard.

Waar vroeger ijzerbeslag zat, gebruikt Slagmoolen voor de Anna het onderhoudsvriendelijke roestvrij staal. Ook deze onderdelen maakt hij zelf; voornamelijk omdat de maten in zo’n scheepje altijd afwijken. Voor het maken van het roestvrijstalen beslag heeft Slagmolen speciale machines in huis. Het maken van beslag is minutieus maatwerk. Elk onderdeel moet in verhouding staan tot het schip en is dagen werk. De grootste delen zijn de botteloef, de helmstok en de delen om de zwaarden te kunnen uittrimmen. Slagmolen heeft ze tot en met de moeren zelf gemaakt.

Gladde roestvrijstalen onderdelen glimmen als chroom en dat past natuurlijk niet op zo’n scheepje. Daarom bewerkt Slagmoolen al het roestvrij staal met glasparels om het mat te maken. Verder heeft hij de onderdelen wat ruw opgeslepen zodat er butsen en putjes in komen. Dat benadert het uiterlijk van gesmeed ijzer, dat vroeger op de jachten zat.

De motor en de mast

Normaal is een houten boot klaar als hij helemaal goed in de verf zit en als het beslag gemonteerd is. Ook bij de Anna is dit het geval, tot Hoek besluit van het oorspronkelijke plan af te wijken. Een Fries jacht vaart het best als er geen motor in zit, daarom zou in de Anna geen motor komen. Maar Hoek bedenkt zich. Hij wil dat de Anna wordt uitgerust met een hypermoderne elektromotor met speciale aansturing. Het geheel is ontwikkeld door de firma Bellmann uit Schagen onder de naam Aquapella. Op de 8 PK motor met een diameter van 28 cm kun je een hele dag varen.

Om de motor alsnog in te bouwen, moet Slagmoolen een gat boren voor de schroefas. Hij moet door 80 cm hout heen en door de roestvrijstalen pennen waar de wrangen mee op kielbalk vastgezet zijn.

De motor, de regelkasten die de elektronica aansturen en de accu’s moeten onzichtbaar weggewerkt worden. De motor zelf komt op de bodem en is gemonteerd op het eind van de schroefas. De regelkasten de display en een accu gaan in het achterhuis. Een tweede accu gaat voorin. Het past allemaal maar net. De kasten zijn natuurlijk helemaal waterdicht gemaakt; vocht is immers de grootste vijand van moderne elektronica.

De 10,6 meter lange mast is gemaakt door de firma Brasker uit Zoeterwoude. De moderne stijve houten mast bestaat uit gelijmde delen, waarbij de weerstand van het hout volgens de nieuwste technieken zijn doorgemeten. Hierdoor blijft de mast rechter en buigt niet. Om meer zeil te kunnen voeren is de mast lang. Minstens een meter langer als dat Slagmoolen vanuit esthetisch en historisch oogpunt zelf had gedaan. De mast kan overigens elektrisch worden op- en neergehaald.

Te water

Het werk zit er op. Met de standaard blokken, touwen en zeilen waarmee de Anna uiteindelijk wordt aangekleed, heeft Slagmoolen weinig van doen. In augustus 2004 gaat het Fries jacht Anna geheel getuigd te water, 6 meter lang en 2,6 meter breed. Hoek en Slagmoolen proberen het bootje uit. Ze zijn benieuwd maar kennen geen twijfel. De ontwerper en botenbouwer weten dat nooit eerder meer tijd, energie en aandacht is besteed aan de ontwikkeling en bouw van een Fries jacht. Daarbij zijn alleen maar de beste materialen gebruikt. Het resultaat is zelfs beter dan oorspronkelijk de bedoeling was. De Anna zeilt licht, is erg snel en glijdt soepel door het water. Maar de Anna is nog niet in competitie geweest met haar oudere klasgenoten.

Slagmoolen nam tijdens de bouw van de Anna nog dertig andere schepen onder handen. Dat was te veel van het goede. De Anna is gebouwd in de verloren uurtjes en nam al die tijd wel ruimte in zijn niet al te grote werkplaats in beslag. Lastig want het werk aan andere schepen ging dus gewoon door. Slagmoolen heeft intussen alweer een order binnen voor een volgend Fries jacht. Nu wil hij er echter veertien maanden over doen in plaats van acht jaar. Hij wil in één keer door werken aan één schip.


home weblog curriculum vitae artikelen producten links contact